FAQ

  • Waar vind ik meer informatie over het Kopenhagenplan voor fietsinfrastructuur?

    Alle relevante informatie over het Kopenhagenplan van Vlaanderen in het kader van de relancemaatregelen vind je op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
    Om je op weg te helpen, hebben we een handige infografiek uitgewerkt die je stap voor stap uitlegt hoe je je dossier kan indienen.
    Voor verdere vragen kan je terecht op fondsen@vlaanderen.be

    Website ABB

    Infografiek Kopenhagenplan

  • Wat is Vervoer op Maat?

    Het Vervoer op Maat is de onderste laag in het mobiliteitssysteem volgens de nieuwe Vlaamse Mobiliteitsvisie. Het VoM wordt ingezet om de hogere lagen (spoornet, bus-en tramnet) bereikbaar te maken vanuit gebieden die deze niet bedienen. In de eerste plaats wordt dan gewerkt met een vraaggestuurd systeem, het zogenaamde Flexsysteem. Ook deelmobiliteit (deelfiets, deelauto) zal een grote rol spelen in VoM. Voor onze specifieke vervoerregio is er ook aandacht voor een watergebonden aanbod (veren, DeWaterbus).

    We onderscheiden twee soorten gebruikers en dus ook twee types Flexvervoer. De eerste soort is de “open gebruiker“. Die open gebruiker beschikt zelf over de fysieke mogelijkheden en middelen om VoM (A-Flex) te organiseren, te gebruiken en te betalen. De tweede soort gebruikers is de “doelgroepgebruiker”. De doelgroepgebruiker heeft bij het reserveren en/of bij het gebruik van A-Flex+ extra aandacht nodig. Het tarief voor de doelgroepgebruiker kan mogelijks verschillen van dat van de open gebruiker. De doelgroepgebruiker beschikt over een indicatiestelling (personen met een Handicap).

  • Wat is het A-net openbaar vervoer?

    Het openbaar vervoer vormt, in combinatie met de fiets, de ruggengraat van het mobiliteitssysteem in het Routeplan 2030. Voor de taakstelling, die het openbaar vervoer in de ambitie naar een modal split van 50/50 te vervullen krijgt, is een kwaliteitsslag van dat OV onontbeerlijk.

    Daarom worden in het Routeplan 2030 kwaliteitseisen vooruitgeschoven op vlak van snelheid, frequentie, exploitatieperiode, betrouwbaarheid (met de nadruk op stiptheid), aansluitingen en uitstraling. Deze eisen betreffen zowel de infrastructuur als de uitvoeringskwaliteit.  Samen vormen ze het kwaliteitslabel “A-net”. Dat A-net, gevormd door spoorverbindingen, tram-en busverbindingen (typologie: zie hieronder), staat op die manier in voor hoogfrequent, snel, comfortabel en betrouwbaar openbaar vervoer binnen de hele Vervoerregio Antwerpen.

    Voorstadstrein

    In de regio focust de Vervoerregio op het aanbieden van een effectief alternatief voor het pendelverkeer dat vandaag gebeurt met de auto. Het streefdoel is om een frequentie van 4x per uur te realiseren, met een frequentie van minstens 2x per uur op alle verbindingen op korte termijn.

    Snelwegshuttles

    Waar sporen ontbreken op snelwegcorridors in de regio (voorbeeld: oostkant Antwerpen) zetten we in op (inter-) regionale snelwegshuttles, die met een minimaal aantal haltes via de snelweg naar/van de urbane zone rijden.

    HOV-bussen

    Grotere kernen die niet op een spoorlijn liggen, zullen worden bediend met een efficiënt systeem van HOV-bussen, dat gekenmerkt wordt door een vergelijkbaar hoog niveau van kwaliteit als dat van de voorstadstrein. Betrouwbaarheid en snelheid staan centraal.

  • Wat is de mobiliteitscentrale/hoppincentrale?

    Bij de Hoppincentrale kan de reiziger terecht met al zijn vervoervragen, en kan hij meteen een reis plannen, boeken en in een aantal gevallen zelfs betalen. Ook met klachten kan de reiziger bij de Hoppincentrale terecht. De Hoppinmedewerkers zijn bereikbaar via app, website en telefonisch via het callcenter.

  • Wat is combimobiliteit?

    We verplaatsen ons niet uitsluitend met één vervoermiddel, maar combineren steeds meer verschillende vormen van mobiliteit.
    Zo rijden we bijvoorbeeld met de fiets naar het station en nemen we vervolgens de trein. Of we rijden met de auto tot aan een park & ride en we nemen daar de tram of deelfiets naar het stadscentrum. Hierbij wordt het overstappen vlot gerealiseerd. De beschikbaarheid van verschillende vervoersmodi biedt de mogelijkheid om vlot over te stappen tussen verschillende vervoersmiddelen.

  • Wie legt de hoppinpunten aan en wie onderhoudt ze?

    Het decreet basisbereikbaarheid legt vast dat de wegbeheerder instaat voor de aanleg en het onderhoud van hoppinpunten. Langs gewestwegen is dit dus het Vlaams gewest, langs gemeentewegen zijn dit de gemeenten. Gemeenten kunnen subsidie krijgen voor de aanleg van hoppinpunten langs gemeentewegen.

    Meer informatie over subsidieaanvragen voor de aanleg of herinrichting van een Hoppinpunt

  • Waar vind ik meer informatie over de subsidies voor Hoppinpunten?
  • Wat is een Hoppinpunt?

    Een Hoppinpunt is een mobiliteitsknooppunt. Een Hoppinpunt kan meerdere functies hebben: een halte voor openbaar vervoer, een fietsparking, een laadpaal, een autoparking, deelsystemen, enz. Hoppinpunten zijn er om combimobiliteit te faciliteren, zodat je makkelijk kan overstappen – bijvoorbeeld van trein op fiets – en zo vlot op je eindbestemming raakt. Ook andere diensten kunnen aangeboden worden, bijvoorbeeld lockers voor pakjes, een broodautomaat, info over buurtactiviteiten,…

    Meer informatie over Hoppin

  • Waar en hoe kan ik een subsidieaanvraag bij het Fietsfonds indienen?

    Subsidieaanvragen voor het fietsfonds kunnen via de website van de Provincie Antwerpen worden ingediend:

    Aanvragen fietsfonds

     

  • Zit het Vervoerplan van De Lijn (kernnet, aanvullend net, vervoer op maat) mee verwerkt in het Routeplan 2030?

    Het proces om tot een Vervoerplan (met kernnet, aanvullend net, vervoer op maat) te komen, liep in de Vervoerregio Antwerpen parallel met het proces om tot een regionaal mobiliteitsplan (Routeplan 2030) te komen. Dit had tot gevolg dat de beide (minstens in perceptie) verkeerdelijk met elkaar verward konden worden.

    Het Vervoersplan dat door De Lijn wordt uitgewerkt en waarrond de Vervoerregio een advies moet formuleren, wordt opgebouwd vanuit een budgetneutraal uitgangspunt (op basis van exploitatiemiddelen van de operator 2018) en vertrekt zuiver vanuit de IP-waarden (het Intrinsiek Potentieel tussen kernen). Het Routeplan 2030 geeft ambitieus invulling aan wat nodig is om de 50/50-modal split te behalen (en is dus niet vanuit een budgetneutrale insteek opgebouwd). Het vervoerplan heeft een korte termijn focus (en implicaties), het regionaal mobiliteitsplan creëert een strategie die we op middellange termijn (2030) willen realiseren.

    Beide oefeningen vallen samen in de notie van de kernnet-A-lijnen, die alle vervat zitten in het A-net van het Routeplan (sneltrams, snelwegshuttles, HOV-buslijnen). De kernnet B-, kernnet C- en aanvullende lijnen zijn alle terug te vinden bij de in het Routeplan gesuggereerde (en op maat uit te bouwen) feederbuslijnen. Deze raakpunten waarborgen de geleidelijke groeimogelijkheden van het openbaar-vervoernet 2021 naar het geambieerde A-net in 2030.

Informatie niet gevonden